Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1589

Datum uitspraak2009-01-30
Datum gepubliceerd2009-02-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4911 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beƫindiging WAO-uitkering. Onvoldoende grond voor twijfel aan de vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Overtuigend gemotiveerd dat naast de in de FML aangenomen beperkingen, medisch preventief geen beperking in de maximale arbeidsduur nodig is.


Uitspraak

07/4911 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 11 juli 2007, 06/1277 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 30 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft I.T. Martens van SRK Rechtsbijstand hoger beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2008. Namens appellante is mr. Martens verschenen. Het Uwv was niet vertegenwoordigd. II. OVERWEGINGEN 1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 31 januari 2006, waarbij het besluit van 5 september 2005 tot de beƫindiging per 6 november 2005 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante is gehandhaafd, ongegrond verklaard. 2. Appellante heeft in hoger beroep volstaan met de verwijzing naar haar voor de rechtbank aangevoerde beroepsgronden. 3.1. De Raad ziet, met de rechtbank, onvoldoende grond voor twijfel aan de vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De door de rechtbank als deskundige benoemde zenuwarts-psychiater W. Eland heeft, tegenover de andersluidende opvatting van de appellante behandelende psychiater, overtuigend gemotiveerd dat naast de in de FML aangenomen beperkingen, medisch preventief geen beperking in de maximale arbeidsduur nodig is. Dat appellante in de praktijk haar eigen werk in aangepaste vorm slechts 32 uren per week volhoudt, doet daaraan niet af, want dat werk behoort niet tot de haar als geschikt voorgehouden functies. 3.2. De in het arbeidskundige rapport van 2 maart 2007 genoemde functies zijn voor appellante geschikt. 3.3. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen. 3.4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2009. (get.) R.C. Stam. (get.) I.R.A. van Raaij. KR